De toegankelijkheid van de zorg voor mensen met een VG7-indicatie loopt vast. Dat blijkt uit een enquête van onderzoekscollectief Spit. De tarieven die zorginstellingen ervoor betaald krijgen zijn al jaren niet toereikend. Instellingen moeten de grote verliezen die zij daardoor maken ten laste brengen van andere budgetten, zoals de huisvestingscomponent. Er is terughoudendheid ontstaan in het opnemen van nieuwe cliënten.
Het beeld dat oprijst uit de onderzoeksrapportage van Spit, waarover Trouw en De Groene Amsterdammer op 22 januari berichten in reportages, is dat van een zorginfarct dat deels aan het zicht onttrokken is. Sommige ZVG-instellingen gaan zelfs zo ver dat zij de bestaande zorg opzeggen. Dat is slechts onder zeer strikte voorwaarden (waar in de betreffende gevallen niet altijd sprake van is) toegestaan. De officiële cijfers over de wachtlijsten kloppen niet. Volgens Zorginstituut Nederland waren er in oktober 2024 slechts 43 cliënten wachtend, waarvan 1 urgent, terwijl de Spit-enquête onder cliëntondersteuners al 149 cliënten telde die dringend op zoek zijn naar een plek in een instelling, omdat de situatie onhoudbaar is. En dat terwijl ‘slechts’ 92 van de circa 250 cliëntondersteuners in het onderzoek betrokken was.
Financiering dekt de kosten niet
De vergoeding die zorginstellingen ontvangen voor de intensieve zorg aan cliënten met een VG7-indicatie dekt bij lange na de kosten niet. Dat is geen nieuws; meerdere studies waartoe de overheid zelf opdracht gaf kwamen al tot die conclusie. De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) lobbyt dan ook al jaren voor passender budget. In reactie daarop zegde de overheid een tariefsverhoging van 6,2 procent toe per 2025; dat is echter nog niet de helft van wat nodig is.
Zowel Trouw als De Groene Amsterdammer belichten reacties van zorginstellingen die hun grote tekorten op geboden zorg dekken uit posten die daar niet voor bedoeld zijn. Trouw tekent het relaas op van RvB-lid Johan Dusseljee van Vanboeijen in Assen. Ieder jaar komt de organisatie ongeveer 3 à 4 miljoen euro tekort op de zorg, waarvan twee derde tot driekwart voor rekening van de VG7-groep. Vanboeijen vult dat gat met het rendement op vastgoed, dat eigenlijk nodig is voor onderhoud en investeringen in zijn zorggebouwen. Dat is vanzelfsprekend geen duurzame oplossing.
RvB-voorzitter Ernst Klunder van ’s Heeren Loo meldt ook dat zijn organisatie het nog redt dankzij de grote vastgoedportefeuille. Daarnaast vragen instellingen op grote schaal meerzorg aan om de eindjes aan elkaar te knopen. Die voorziening is bedoeld voor tijdelijke intensivering van zorg, maar wordt allengs vaker structureel ingezet. De totale meerzorgkosten in Nederland stijgen dan ook explosief.
Nee verkopen
Veel cliëntondersteuners melden situaties waarin instellingen cliënten weigeren vanwege de complexiteit van de zorgvraag. Een op de vijf ondersteuners rapporteert persoonlijk van een zorginstelling te hebben gehoord dat die om financiële redenen geen mensen met een VG7-indicatie meer opneemt. Stichting Klokkenluiders Verstandelijk Gehandicaptenzorg ontvangt zelfs geregeld meldingen van families die in paniek zijn omdat instellingen lopende zorg aan hun verwant opzegt. Dat kan ertoe leiden dat families die daartoe niet in staat zijn zelf de zeer complexe (vaak 1-op-1) zorg op zich moeten nemen voor mensen met een combinatie van een verstandelijke beperking en probleemgedrag. Hoewel niet duidelijk is op welke schaal het precies voorkomt zijn er situaties bekend die tot crises leidden en cliënten uiteindelijk op straat belandden. De Groene laat een manager van de maatschappelijke opvang in West-Brabant aan het woord die recent liet becijferen dat dertig procent van de mensen in hun opvang eigenlijk recht heeft op langdurige zorg, terwijl het gaat om een welzijnsorganisatie en niet om een zorginstelling.
Zorgverzekeraars Nederland
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) laat weten de problematiek te (her)kennen. Ook de onderrapportage van het aantal wachtenden. Die kan volgens ZN meerdere redenen hebben. De koepel van zorgverzekeraars nodigt cliëntondersteuners vooral uit in gesprek te gaan met het betreffende zorgkantoor als dit zich voordoet, om samen naar oplossingen te zoeken. In welke richting die zoektocht moet gaan is echter ongewis.