Patiënten met kanker minder vaak bestralen, maar wel met hoge doses. Dat wil prof. dr. ing. Coen Hurkmans van het Catharina Ziekenhuis om daarmee de kwaliteit van de behandeling aanzienlijk te verbeteren. Hij is aangesteld als hoogleraar Klinische fysica/radiotherapie aan de Technische Universiteit Eindhoven.
Met bestralingsgegevens van heel veel patiënten lukt het zijn vakgroep Klinische fysica nu al om voor patiënten met borstkanker automatisch een model te maken. Een model dat per patiënt specifieke kenmerken kan verwerken met als resultaat een individueel bestralingsplan. De onderzoeken die hij start zijn erop gericht met beeldvorming van onder meer MRI (magnetic resonance imaging) en met kunstmatige intelligentie de bestralingsbehandeling verder te verbeteren.
Automatiseren verbetert kwaliteit
Coen Hurkmans: “Het mes snijdt aan twee kanten. Door de voorbereiding, de bestraling zelf en de controle verder te automatiseren werken radiotherapeuten en laboranten efficiënter. Daarmee besparen wij kosten. Daarnaast verbetert de kwaliteit van de behandeling. Waar wij vijftien jaar geleden een patiënt met prostaatkanker 35 keer bestraalden met een lage dosis, volstaat nu – voor sommige patiënten – een behandeling van 5 bestralingen met een hoge dosis.”
Borstkanker
De werkwijze met het model vindt nu toepassing voor een deel van de patiënten met borstkanker. De verwachting is dat over vijf jaar modellen bestaan voor alle patiëntgroepen. Kunstmatige intelligentie toepassen in de kliniek, daarmee lopen het Catharina Ziekenhuis en de TU/e nationaal en internationaal voorop.
Versnelling van zorg
De meerwaarde van de samenwerking tussen het Catharina Ziekenhuis en de TU/e is dat vernieuwende technologie in het ziekenhuis snel toepasbaar is. Hurkmans: “Onze vakgroep Klinische fysica doet onderzoek en stimuleert de ingebruikname van innovaties. Zo’n versnelling om de zorg te verbeteren past binnen het beleid van het Catharina Ziekenhuis.”
Nog nauwkeuriger bestralen
Voor de beeldvorming gebruikte men tot op heden voornamelijk CT-beelden, een soort driedimensionale röntgenbeelden. Daarop zijn vooral botten van weke delen te onderscheiden. MRI-beelden tonen meer verschillende zachte weefsels, waarmee organen beter zichtbaar worden. “Hierdoor kunnen we steeds preciezer bestralen”, aldus Hurkmans. “Wij doen toegepast wetenschappelijke onderzoek. Zo leer je nieuwe technologieën begrijpen. Daarnaast houd je de weg kort naar toepassing in de kliniek”, vult hij aan.
Bron: Persbericht Catharina Ziekenhuis