Erasmus MC plukt vruchten van nieuwbouw-evaluatie
Nog voor de verhuizing naar het nieuwe ziekenhuis in 2018 startte het Erasmus MC met evaluatieprogramma PE-ONE. Hamvraag: werkt het ziekenhuisgebouw zoals beoogd? De resultaten worden nu breed gedeeld. “Met een nieuw gebouw alleen ben je niet klaar”, stelt Liesbeth van Heel, een van de trekkers van het evaluatieprogramma.
Het witte gebouwencomplex van het Erasmus MC met zijn markante torens is een baken in de Rotterdamse binnenstad. De nieuwbouw van het academische ziekenhuis werd alweer vijf jaar geleden in gebruik genomen. De voorbereiding en bouw namen bijna twee decennia in beslag. Een veilige en aangename omgeving voor patiënten en zorgmedewerkers, maar ook duurzaamheid stonden voorop. Zo ontvangen de ruimten in de nieuwe gebouwen volop daglicht – tot in het OK-complex met zijn twintigtal operatiekamers – en is er binnen en buiten volop groen, waaronder zo’n 3500 vierkante meter aan daktuin. Voor innovaties was veel plek. Zo werden de verpleegafdelingen van ruim 500 eenpersoonskamers voorzien. Een opvallende vernieuwing, waar het ziekenhuis als een van de eersten in ons land mee kwam.
Liesbeth van Heel was projectsecretaris voor de nieuwbouw, waarvan de eerste plannen al in 1998 werden gemaakt. Nu is ze een van de trekkers van het Programma Evaluatie Ons Nieuwe Erasmus (PE-ONE). Het programma startte in 2017, een jaar voor de oplevering van het nieuwe ziekenhuis. “Zo konden we de oude en nieuwe situatie uitgebreid met elkaar vergelijken.” Een belangrijke vraag was: werkt het nieuwe ziekenhuisgebouw zoals het bedoeld is en functioneren de verschillende processen zoals die in het nieuwe gebouw zijn ingericht?
![](https://digimagazinefmtgezondheidszorg.nl/_acquimedia/fmt_gezondheidszorg/20231212/beelden/D0033547L0000355P001_DZ_Titel_3_Entreegebied_1536.jpg)
Kennisdeling
PE-ONE omvat een scala aan wetenschappelijk onderzoek met uiteenlopende invalshoeken en onderzoeksmethoden, uitmondend in verschillende promotieonderzoeken. Doel is kennisontwikkeling en zeker ook kennisdeling, niet alleen tussen wetenschappers maar nadrukkelijk ook met het ecosysteem rond het ziekenhuis. Denk aan architecten, leveranciers en – last-butnot-least – collega’s van andere ziekenhuizen die voor vergelijkbare beslissingen staan. Zo vond in de week voor het interview met Van Heel nog een publiekssymposium plaats, om de lessen van PE-ONE met een breder publiek te delen.
Eenpersoonskamer
De aanleiding voor de nieuwbouw-evaluatie vormden de eenpersoonskamers. Een artikel in BMJ Quality & Safety in april 2015 stelde dat dit wellicht niet voor iedereen de goede keuze was. Het artikel werd in de klankbordgroep voor de verhuizing naar de nieuwbouw gedeeld. “De vraag rees of dit ook bij ons de conclusie zou zijn”, blikt Van Heel terug. “Een aantal van onze hoogleraren had er al op gewezen dat er een unieke kans lag om de effecten van de nieuwe behuizing te onderzoeken. Hun onderzoeksprojecten werden echter afgewezen.”
De Raad van Bestuur (met huidig demissionair minister Ernst Kuipers van VWS als voorzitter) kende echter wél een specifiek onderzoeksbudget toe. “Zo konden we gaan onderzoeken of de eenpersoonskamer voor onze organisatie de juiste beslissing was.” Dit onderdeel van het evaluatieprogramma heeft inmiddels een breed inzicht opgeleverd inzake de ervaringen met de eenpersoonskamers (zie kader).
![](https://digimagazinefmtgezondheidszorg.nl/_acquimedia/fmt_gezondheidszorg/20231212/beelden/D0033546L0000355P001_DZ_Titel_2_-Trappenhuis_1536.jpg)
Innoveren
Zelf richt Van Heel zich in haar eigen promotieonderzoek op de vraag of de processen en technische voorzieningen in de nieuwbouw goed uit de verf zijn gekomen. “Nieuwbouw is hét moment om te innoveren, maar de ontwikkelingen gaan gewoon door. We moesten in onze plannen bedenken welke mogelijke functies we in de toekomst zouden moeten kunnen ondersteunen, terwijl die er zelf helemaal nog niet waren of pas jaren later hun klinische toepassing zouden krijgen.”
In de betonconstructie van de radiotherapiebunkers werd bijvoorbeeld met de komst van nieuwe MRI-geleide bestralingstechnieken reke ning gehouden. Ook de komst van een MRI binnen het OK-complex is voorbereid, inclusief het aanbrengen van een stalen plaat in de constructie om de trillingen van de MRI naar omliggende functies te dempen, “terwijl de MRI er nu nog niet staat”, benadrukt Van Heel. “Het probleem is echter dat het veel lastiger is om dit soort voorzieningen later in een functionerend gebouw toe te voegen.”
Datzelfde geldt voor de indeling van het nieuwe ziekenhuis. De coronaperiode bleek een prima stresstest. Het ziekenhuis heeft een circulatieniveau voor het publiek en een hoger gelegen niveau, waar loopbruggen de verschillende gebouwen verbinden en waar alleen personeel met een pasje mag komen. De tweedeling bleek zeer geschikt om beide stromen te scheiden en voldoende afstand te bewaren. Verder maakte de dubbele uitvoering van het trappenhuis een scheiding tussen opgaande en dalende gebruikers mogelijk en hoefden die elkaar niet te passeren.
‘Nieuwbouw is hét moment om te innoveren, maar de ontwikkelingen gaan gewoon door’
![](https://digimagazinefmtgezondheidszorg.nl/_acquimedia/fmt_gezondheidszorg/20231212/beelden/D0033548L0000355P001_DZ_Titel_4_Eenpersoonskamer.jpg)
Medicatieproces
Niet dat het elke keer meteen zo goed heeft uitgepakt. Bij de ingebruikname van de nieuwbouw vonden ook innovaties plaats in het medicatieproces. In de bouwplannen werd een ‘pillpick’-robot meegenomen, die op patiëntniveau voor 24 uur de medicijnen uitzet in een soort baxterrol. Ook het voor toediening gereed maken van de intraveneuze medicatie zou op de apotheek worden gedaan en niet langer op de afdeling. Bij de verhuizing was echter niet alles klaar. De koppeling van de robot met het elektronisch patiëntendossier en het ziekenhuisinformatiesysteem was nog niet gevalideerd. “Dat is weliswaar snel alsnog afgerond en uiteindelijk zijn alle afdelingen op het nieuwe proces overgegaan, maar in het begin was het behelpen. De nieuwe medicatieruimte was te klein en niet op de oude werkwijze ingericht. Op een gegeven moment moet je echter gewoon over. Dat laat zien dat je met een nieuw gebouw alleen niet klaar bent, ook een tijdige implementatie van processen is nodig”, zegt Van Heel.
![](https://digimagazinefmtgezondheidszorg.nl/_acquimedia/fmt_gezondheidszorg/20231212/beelden/D0033549L0000355P001_DZ_Titel_5_RTbunker_1536.jpg)
Werkprocessen
Het evaluatieonderzoek wijst dan ook uit dat het zijn tijd nodig heeft voor medewerkers om met de nieuwe omgeving en de nieuwe processen vertrouwd te raken. Zo kregen de nieuwe badkamers geen alarmkoord meer, maar kwam er – in lijn met wat toen in de thuiszorg al gewoon was – op het lichaam gedragen alarmering in de vorm van een armband. “In 2011, toen deze beslissing aan de orde was, dachten wij: waarom zou je dat niet ook in het ziekenhuis inzetten, zodat de patiënt er altijd bij kan, waar hij zich ook bevindt? Voor medewerkers was dit nieuw. Ook de patiënt moest eraan denken om zo’n armband bij vertrek weer in te leveren. Dat gebeurde in het begin vaak niet, maar die alarmen kosten de afdeling geld en werden daarom minder vaak uitgegeven. Vervolgens krijg je dan de kritiek dat het gebouw niet veilig is.” Nieuwe processen en veranderingen, concludeert Van Heel, vergen tijd om te implementeren. “En je moet goed uitleggen waarom je vernieuwingen hebt doorgevoerd. Iedereen moet het snappen en mede-eigenaar worden van oplossingen die er eerder niet waren. Met ons evaluatieprogramma hebben we daar een vinger achter gekregen en dat kunnen we in nieuwe projecten toepassen, want een ziekenhuis is eigenlijk nooit af.”
Onderzoek naar eenpersoonskamer
Het evaluatieonderzoek naar de eenpersoonskamer had uiteenlopende invalshoeken. De MOVE-studie spitste zich toe op besmettingen van BRMO (Bijzonder Resistente Micro Organi smen), zoals de ziekenhuisbacterie MRSA. Het eind oktober door Anja van der Schoor met een promotie afgeronde onderzoek bevestigt dat de verspreiding en besmetting met deze groep micro-organismen in eenpersoonskamers significant minder voorkomt dan in meerpersoonskamers. De patiënt heeft eigen sanitair, heeft minder vaak contact met andere patiënten en er zijn minder verplaatsingen nodig. Voor dit onderzoek werden duizenden monsters geanalyseerd.
De WELCOME-studie richtte zich met enquêtes op ervaringen van patiënten en zorgpersoneel met de eenpersoonskamer. Dit onderzoek reikt plussen en minnen aan. Sommige patiënten geven aan geremd te zijn om uit hun kamer te gaan, minder actief te zijn en zich geïsoleerd te voelen. Het ziekenhuis wil patiënten gaan stimuleren in het dagverblijf gezamenlijk te lunchen, zodat ze meer aanspraak hebben. Volgens het onderzoek wordt de slaapkwaliteit bij patiënten in de eenpersoonskamer er zonder kamergenoten iets beter op. Wel geeft een aantal patiënten aan ’s nachts last te ondervinden van het ledlicht op de wandcontactdozen dat aangeeft dat ze op noodstroom staan.
Verpleegkundigen blijken tevreden over de eenpersoonskamer. Driekwart van hen stelt dat de afdeling overzichtelijk genoeg is om informatie uit te wisselen met collega’s. Ook is het mogelijk om snel en goed te kunnen reageren op hulpvragen van patiënten. Wel werd de eenpersoonskamer in eerste instantie als minder veilig ervaren, maar dit gevoel is minder geworden door gewenning. In de toekomst kan dit nog verder worden verbeterd door continue monitoring. Ook dit brede onderzoek geeft geen eensluidende conclusie of de een persoonskamer voor iedereen een succes is. Het blijkt veel genuanceerder te liggen.