De kogel is (bijna…) door de kerk over de toekomst van de centra voor kindercardiologie. Rotterdam en Groningen blijven open, en Utrecht en Leiden moeten sluiten. Minister Kuipers van Volksgezondheid heeft het besluit van zijn voorganger Hugo de Jonge teruggedraaid, nadat de Nederlandse zorgautoriteit (NZa) zich daartegen uitsprak.
Het besluit is het slotakkoord van een al dertig jaar slepende discussie, die het afgelopen jaar ontaardde in een rel toen aan het licht kwam dat de UMC Utrecht-lobby in handen was geweest van voormalig CDA-spindoctor Jack de Vries, een vertrouweling van ex-VWS-minister De Jonge. Die bewindsman besliste eind 2021 nog dat Groningen en Leiden moesten sluiten en dat Utrecht en Rotterdam open zouden blijven. De aanwijzing van Rotterdam was min of meer verwacht, maar de keuze voor Utrecht wekte bevreemding.
Concentratie van zorg
De concentratie van kindercardiologie is ingegeven door het kleine aantal patiënten en chirurgen met het genoemde specialisme. Nederland telt 12 kinderhartchirurgen. Om te zorgen dat artsen een zeker ‘volume’ (voldoende aantal) operaties uitvoeren, is het wenselijk de kinderhartzorg zoveel mogelijk te concentreren. Dat staat eigenlijk ook niet ter discussie, maar concentratie van zorg staat vanzelfsprekend op gespannen voet met de bereikbaarheid van artsen voor gezinnen met een kind dat een hartoperatie nodig heeft: hoe minder centra, hoe groter de gemiddelde reisafstand.
Belangen van ziekenhuizen
Geen van de ziekenhuizen wil zijn kinderhartcentrum kwijt. Het belang daarvan strekt verder dan de beschikbaarheid van chirurgische behandeling voor jonge hartpatiënten. De kinder-ic’s raken patiënten kwijt wanneer een hartcentrum sluit. Ziekenhuizen vrezen voor de exploitatiemogelijkheden van hun kinder-ic, en voor een uittocht van ic-verpleegkundigen. Ziekenhuizen zouden hun aantrekkingskracht als opleidingsplek verliezen en zien bovendien researchlijnen in rook opgaan.
Regionale spreiding
In het terugdraaien van het besluit speelde een belangrijke rol dat de NZa zich op het standpunt had gesteld dat met de toewijzing aan twee centra aan UMC’s in de Randstad de toegankelijkheid van zorg in Noord-Nederland (Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen) in het geding was.
Met de nieuwgemaakte keuze komt Kuipers goeddeels tegemoet aan de bezwaren van de NZa, en blijven de twee grootste centra behouden. De minister benadrukte dat de zorgconcentratie uitsluitend betrekking heeft op de hartoperaties voor kinderen, en dat andere aspecten van kindercardiologie, zoals poliklinische zorg, wel behouden kan blijven in Leiden en Utrecht.
Reactie Ouder-/patiëntenorganisaties
De Hartstichting, stichting Hartekind, Harteraad en de Patiëntenvereniging Aangeboren Hartafwijkingen (PAH) hebben gezamenlijk gereageerd op de wending in de ontwikkeling over de toekomstige hartzorg. Zij juichen de zorgconcentratie toe, maar vragen aandacht voor de gevolgen voor de zorg voor kinderen en gezinnen in de regio’s die nu hun centra kwijtraken.
Invoering
Het besluit is nog niet definitief; de centra kunnen tot einde deze maand reageren. Wanneer de beslissing vaststaat volgt een periode waarin de omvorming moet worden gerealiseerd. Daarmee is naar verwachting 2,5 jaar gemoeid.