De concentratie van de kinderhartchirurgie in de UMC’s in Groningen en Rotterdam is vooralsnog van de baan. Dat heeft de rechtbank Midden-Nederland bepaald, in een bodemprocedure die was aangespannen door de centra die hun kinderhartafdelingen zouden moeten sluiten. Volgens de rechtbank heeft minister Ernst Kuipers van VWS het besluit onvoldoende onderbouwd.
Tot dusver worden chirurgische ingrepen bij kinderen met aangeboren hartafwijkingen verricht in vier academische centra. Naast Groningen en Rotterdam hebben ook het UMC Utrecht en de combinatie LUMC/Amsterdam UMC een kinderhartcentrum. Het concentratieplan stoelt op de gedachte dat het geringe aantal ingrepen beter door een kleiner aantal teams kan worden uitgevoerd, zodat die frequenter en meer ingrepen doen. Dat bevordert de kwaliteit van zorg, zo is de redenering (die overigens heel algemeen wordt gevolgd voor chirurgische ingrepen voor zeldzame aandoeningen). Aanvankelijk werden Utrecht en Rotterdam door de toenmalige minister Hugo de Jonge aangewezen als blijvers. Kuipers ruilde Utrecht in voor Groningen, nadat de Nederlandse zorgautoriteit (NZa) zich tegen de combinatie Rotterdam en Utrecht uitsprak.
Tweede poging
De centra die volgens het kabinetsplan moeten sluiten waren het niet eens met de gang van zaken en verzochten de rechter in de zomer van 2023 in kort geding om het concentratieproces stop te zetten, maar kregen nul op rekest Nu is de rechter in een bodemprocedure toch meegegaan in hun bezwaren.
Discussiepunten
De rechter oordeelde dat er wel wettelijke ruimte is voor de minister om een keuze te maken, maar “die moet dan wel zorgvuldig gemotiveerd en feitelijk onderbouwd zijn. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister dit onvoldoende heeft gedaan.”
Er zijn verschillende onderwerpen die ter discussie staan rond het concentratie- en toewijzingsbesluit. Zo is het kabinet uitgegaan van een norm van zestig operaties per jaar, en die worden niet gehaald bij verdeling van de patiëntenpopulatie over vier centra. Naar het oordeel van de rechter is die norm onvoldoende onderbouwd en kan die niet worden aangemerkt als wetenschappelijk vastgesteld minimum om kwaliteitsdoelen te behalen.
Ook over de verdeling van expertise in verschillende academische centra bestaan verschillen van inzicht. Zo zou het verdwijnen van de kennis en ervaring van de teams in Utrecht en Leiden/Amsterdam daar ook gevolgen hebben voor andere vormen van kinderchirurgie, bijvoorbeeld voor ingrepen bij kinderen met kanker.
Ten aanzien van de haalbaarheid van het concentratieplan zijn bovendien vragen gerezen over de tijdige beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd en ervaren personeel in Groningen. Het lijkt moeilijk te om bij de geplande ingangsdatum in oktober 2025 een voldoende geëquipeerd team op de been te hebben in Noord-Nederland.
Reacties
De reacties van de betrokken centra zijn voorspelbaar. De centra die in het gelijk zijn gesteld vinden dat een goede zaak in het belang van de patiënten, en de ‘verliezende partijen’ vinden het vonnis betreurenswaardig met het ook op het belang van de patiënten. Dat laatste viel onder meer op te tekenen uit de mond van minister Helder, die net een dag de portefeuille heeft overgenomen van de vertrokken bewindsman Ernst Kuipers. Helder liet weten het vonnis te gaan bestuderen en kondigde overleg aan met zowel patiëntvertegenwoordigers als UMC’s.