Van concurrentie naar samenwerking in de regio

Demissionair minister Ernst Kuipers

Hij is slechts anderhalf jaar minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), maar is optimistisch over wat er de afgelopen periode in gang is gezet. Ernst Kuipers vindt dat de kwaliteit van de gezondheidszorg in ons land veel beter moet en is ervan overtuigd dat dit kan, ondanks het nijpende personeelstekort. “Samenwerking tussen alle partijen in de regio is daarvoor de enige goede insteek.”

tekst • Elsie Schoorel | beeld • Rijksoverheid

Waar lag de focus onder uw bewind als minister?
“We hebben om te beginnen onderkend dat de zorg in Nederland heel erg onder druk staat en kwalitatief beter kan. Dat vraagt om drie zaken: versterking van de eerste lijn, het ombuigen van concurrentie naar samenwerking en een veel betere inzet van digitale middelen.”

Betekent samenwerking dat we af moeten van concurrentie tussen ziekenhuizen?
“Enige concurrentie is er altijd en is ook gezond. Om de patiënt, om studenten en personeelsleden. Maar zoals we het nu ingericht hebben, betekent dat je continu met andere zorginstanties in concurrentie bent. Dat komt de patiënt niet ten goede. De zorg wordt steeds complexer, terwijl we daar niet de personele capaciteit voor hebben. Samenwerking moet dan de norm zijn. Dat is de inzet van het Integraal Zorg Akkoord: per regio een overzicht van de stand van zaken en de toekoms­t­­verwachtingen. Dan kun je hierop samen gaan acteren. Dat betekentconcreet ook afspraken tussen ziekenhuizen over wie wat doet. Patiënten willen voor een complexe operatie door de juiste, gespecialiseerde artsen behandeld worden. Als ze daarvoor verder moeten reizen, hebben ze dat ervoor over. Als de voor- en nazorg maar wel in de buurt beschikbaar is.
Natuurlijk geeft een ziekenhuis of ambulancepost om de hoek een gevoel van veiligheid. Maar men gaat ervan uit dat alle zorg dan ook op niveau overal geleverd kan worden, en dat is niet zo. Het is nu al zo dat de ambulance bij een acute hartaanval meteen doorrijdt naar een ziekenhuis met een hartkatheterisatiekamer, ook als dat verder weg is. En dat kan, want in een ambulance kan tegenwoordig al heel veel zorg geleverd worden.
Dit is een ontwikkeling die al tientallen jaren aan de gang is. En het is geen ontwikkeling die gedreven is door geld, door schaarste, of door kiezen voor minder SEH. Het is een reflectie van innovatie: er kan steeds meer, maar niet op elke locatie. Een jaar of acht geleden kwam er een nieuwe behandeling voor mensen met een bepaalde vorm van beroerte. In plaats van medicijnen geven en maar hopen dat het goed komt, bleek dat voor sommige patiënten een acute hersenkatheterisatie een aanzienlijke vooruitgang gaf. Maar dat moest wel direct gebeuren. In Erasmus MC hebben we gekozen om daarvoor één acuut hersenkatheterisatie-team samen te stellen op één locatie. Het is een gekke vergelijking, maar je zet in het Concertgebouw toch ook niet acht pianisten in de wachtkamer.”

Steeds vaker moeten ziekenhuizen (tijdelijk) hun acutezorgcapaciteit afschalen. Hoe kan goede (spoed)zorg door het hele land gegarandeerd blijven; en welke verantwoordelijkheid draagt de overheid hierin?
“De discussie gaat heel vaak over geld, ook weer naar aanleiding van het bekendmaken van de stijging van de zorgverzekeringspremie. Maar geld is niet het eerste issue. Het gaat om een steeds groter tekort aan mensen. We lopen tegen grenzen aan. Als zorgprofessional en bestuur­der maakte ik al mee dat het rondkrijgen van de roosters in de acute zorg bijna iedere dag op de agenda stond. En nu nog. We moeten de ambitie hebben om de zorg in Nederland veel beter te maken, ook de acute zorg. We hebben bereidheid nodig om na te denken hoe het anders kan. Op dezelfde manier doorgaan is geen optie. Dan zal het probleem steeds groter worden, komt er een zorginfarct en gaat de kwaliteit achteruit.”

‘Er kan steeds meer, maar niet op elke locatie’

Is geld daarbij niet deel van de oplossing?
“Bij al de ziekenhuizen die recent in de problemen kwamen is het tekort aan personeel het probleem. Bijvoorbeeld bij Zuyderland voorzien ze dat het hen niet meer 24/7 lukt om op twee locaties OK-personeel klaar te hebben staan. De discussie gaat dus niet over geld. Dé oplos­sing is samenwerken. Niet alleen tussen ziekenhuizen, maar ook met de gemeente, het sociaal domein, de huisartsen, apotheken, de wijkzorg, langdurige zorg. Die samenwerking richt zich in de eerste plaats op het voorkomen van de zorgvraag. Ik heb recent prachtige voorbeelden gezien in Helmond en Boxmeer, waar ze al lange tijd bezig zijn met goede vroegsignalering bij mensen met dementie. Ze hebben daar gezorgd dat het aantal onnodige ziekenhuisopnames of ambulance­ritten naar de spoedeisende hulp enorm naar beneden gegaan is. Door de problemen bij mensen thuis al te adresseren. En door te zorgen dat wanneer zorg nodig is, die direct op de juiste plek geboden wordt. Het kan ook betekenen dat je specialismen gaat klusteren. Als je op twee locaties een OK-team hebt en die zitten gemiddeld allebei de helft van de tijd te wachten, kun je je afvragen of je hier niet één team van moet maken, met een ander team als reserve thuis. Mijn stellige overtuiging is: het kan veel beter, met optimale inzet van mensen.”

Welke rol kunnen de regionale zorgcoördinatiecentra (zcc) hierbij gaan spelen, waarvan er in 2025 elf zullen zijn?
“Het zcc wordt dé centrale plek waar een zorgvraag binnenkomt, zowel van een burger, een mantelzorger als een professional. Het centrum kan direct zorgen voor de triage, heeft het overzicht op de capaciteit en kan die inzetten. Dit voorkomt het heen en weer jojoën van een patiënt, en dat we heel veel dingen dubbel doen. Dit is namelijk heel frustrerend voor patiënten en voor zorgmedewerkers en vraagt vaak dubbele capa­citeit. In een succesvolle pilot zagen we bijvoorbeeld in regio Utrecht dat van het aantal mensen dat 112 belde met een zorgvraag de helft weggevangen kon worden. En daarvan kon weer de helft met een verwijzing naar online informatie adequaat en naar volle tevredenheid geholpen worden. Je voorkomt hiermee ook een hoop drama, bij zowel patiënt als familie.
Alle betrokken partijen hebben aangegeven dat ze regionale zcc’s in het hele land willen. Dit besluit heb ik genomen.”

Wat betreft digitalisering: u gaf in een brief aan de Kamer aan welke uitdagingen aan de orde zijn: ‘De systemen zijn verouderd en niet koppel­baar, er is te weinig kennis bij inkopers en de marktmacht van de leveranciers is te groot.’ Wat gebeurt er om stappen te zetten op dit vlak?“In het Actieplan zorg-ICT-markt staat hoe de komende jaren regie kan worden genomen om die markt opener, transparanter, eerlijker en toegankelijker te maken. Het Actieplan moet bijdragen aan effectieve en efficiënte ICT-systemen die nodig zijn voor de verbetering van elektronische gegevensuitwisseling en – op termijn – databeschikbaarheid in de zorg. Een van de initiatieven is bijvoorbeeld het verkennen van de huidige opleidingsmogelijkheden om het ICT-kennisniveau in zorginstellingen te verhogen. Binnen het programma Ondersteuning Koepels Zorg (OKZ) werken we aan betere bundeling van vragen op het gebied van de ICT-behoefte en de vertaalslag van zorg naar ICT. Daarnaast wordt met het Actieplan gewerkt aan het inrichten van leveranciersmanagement. Dit management heeft als doel om ICT-vragen te bundelen en prioriteiten te stellen uit de vele projecten rond gegevens­uitwisseling. En we kijken naar de haalbaarheid van onderzoeken naar de winsten en kostenstructuren in de zorg-ICT-markt en de marktmacht van ICT-leveranciers.”

‘We kijken naar de haalbaarheid van onderzoek naar winsten en kostenstructuren in de zorg-ICT-markt’

In dit kader is sprake van een gedragscode en monitorfunctie. Hoe staat het daarmee?
“Ik ben bezig met het uitvoeren van een verkenning om te komen tot een duidelijk projectplan voor de technische uitwerking van de Meerjarenagenda. Die zal veldpartijen en ICT-leveranciers meer inzicht geven in gemaakt beleid, implementatietijdslijnen en bijhorende eisen. Het inrichten van de monitorfunctie zal hierna beginnen.Om een gedragscode tussen het zorgveld, ICT-leveranciers en regionale overheden op te stellen en te ondertekenen moeten eerst alle partijen vertegenwoordigd zijn. Sinds kort neemt een vertegenwoordiger van de ICT-leveranciers deel aan het Digitaal Transitie Orgaan (DTO) in oprichting. Dit is een grote stap richting betere samenwerking en het komen tot een gedragscode die draagvlak heeft in het gehele veld.”

Sinds kort is er een Landelijk Meldpunt Tekorten Medische Hulpmiddelen. Hoe kunnen waarborgen ingebouwd worden om dit meldpunt zijn functie te laten vervullen zonder dat producenten gedupeerd worden doordat het lonend kan worden voorraden van schaarse grondstoffen en onderdelen te manipuleren?
“Het Meldpunt moet zorgen voor continuïteit van de zorg. Zorginstellingen, producenten en leveranciers kunnen tekorten melden. Deze meldingen worden altijd gevalideerd bij de leverancier. Het Meldpunt kijkt eerst of de initiële leverancier een alternatief product kan leveren. Pas als dat niet kan, wordt gekeken naar alternatieven. Het Meldpunt koopt zelf geen medische hulpmiddelen in. Om marktverstoring te voorkomen, worden geen prijsgegevens gedeeld en sluit de leverancier van een alternatief zoals gebruikelijk een overeenkomst met de zorg­instelling. Het Meldpunt zit daar niet tussen en ontvangt geen marge.”

Wat vindt u van de toenemende invloed van private investeerders in de zorg, die bijvoorbeeld dure flexwerkers verhuren aan zorgaanbieders, en van commerciële ketens van huisartsenzorg?
“Private investeerders kunnen voor innovatie een zeer belangrijke rol spelen. Als ze ook daadwerkelijk zorgleverancier worden, is men daar zeer kritisch op. Het is een publiek gefinancierd systeem met strakke regels. Wij zijn zeer terughoudend om dat open te zetten voor private investeerders. De discussie is niet uitgekristalliseerd. Bijvoorbeeld het overnemen van huisartsenpraktijken wordt kritisch gevolgd, zeker als ze vervolgens niet aan de kwaliteitsnormen voldoen. We hebben niet voor niets kwaliteitsnormen.”

Maar een verbod gaat te ver?
“Goodwill in de huisartsenzorg is jaren geleden afgeschaft. Ik wil huisartsen die stoppen met hun praktijk oproepen om eerst het gesprek aan te gaan met hun collega’s in de regio, in plaats van hun praktijk te verkopen.”

Heeft u als minister in gang kunnen zetten wat u voor ogen had?
“Ik was erg blij met het sluiten van een Integraal Zorgakkoord. Dit maakt het mogelijk om onze zorg in de toekomst anders in te richten. Gefocust op samenwerking in plaats van concurrentie. Met betere toegankelijkheid en op onderdelen ook verbetering van kwaliteit. Ik kijk positief terug op de afgelopen anderhalf jaar en ben natuurlijk heel benieuwd naar de komende maanden. We hebben een duidelijke koerswijziging ingezet waarvan ik me niet kan voorstellen dat die wordt teruggedraaid.”

‘We hebben een duidelijke koers­wijziging ingezet’

Rijksoverheid
Over de optimale inzet van mensen: “Je zet in het Concertgebouw toch ook niet acht pianisten in de wachtkamer.”

CV Ernst Kuipers (1959)

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (namens D66) sinds januari 2022, sinds juli 2023 demissionair minister
 
Voorzitter Raad van Bestuur Erasmus MC 2012 – 2022
 
Hoogleraar geneeskunde Erasmus Universiteit 2000 – 2022
 
Diverse bestuurlijke (neven)functies in gezondheidszorg, waaronder voorzitter Landelijk Netwerk Acute Zorg
 
Opleiding Geneeskunde, interne geneeskunde en MDL (Maag-Darm-Leverarts)


Longreads zijn artikelen die wekelijks online geplaatst worden die uit het magazine komen.