De betrouwbaarheid van bloedwaarden bij schildkliertesten kan voortaan beter worden vastgesteld door middel van een algoritme. Nina Tel-Karthaus, klinisch chemicus in opleiding in het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ), won hiermee de Wetenschapsmiddag, een jaarlijks terugkerend evenement waarop wetenschappelijke onderzoeken worden gepresenteerd. “De kans dat iemand ten onrechte wel of niet wordt behandeld, is nu een stuk kleiner.”

Het Laboratorium voor Klinische Chemie en Hematologie van het JBZ test jaarlijks tienduizenden mensen op mogelijke aandoeningen aan de schildklier. Bloed van de patiënt wordt dan onderzocht op de hoeveelheid van twee hormonen: thyroxine (VT4) en thyroid-stimulerend hormoon (TSH). Het TSH uit de hypofyse stimuleert de productie van VT4  in de schildklier. Indien de schildklier niet meer goed werkt, wijzigen de hoeveelheden van TSH en VT4 in bloed. Zowel een te traag als een te snel werkende schildklier zorgt onder andere voor problemen bij de stofwisseling, het proces waarbij voedsel wordt omgezet in energie. Nina: “Op basis van de VT4- en TSH-waarden bekijken we of er sprake is van een aandoening.”

Het bloedonderzoek is een zogenoemde ‘antilichaam gebaseerde test’. “De anti-lichamen ‘vangen’ als het ware de hormonen. Zo bepaal je de concentratie,” legt Nina uit. “Het probleem daarbij is echter dat de waarden door een aantal factoren beïnvloed kunnen worden. De aanwezigheid van antistoffen tegen muizen zorgt bijvoorbeeld voor foutieve uitslagen. Ook reumafactoren kunnen ‘storen’, net als het gebruik van bepaalde medicatie. Je weet niet van tevoren of patiënten deze stoorfactoren in hun bloed hebben.”

Voorheen was het om die reden zo dat klinisch chemici van het laboratorium de uitslagen van tests vóór rapportage controleerden op plausibiliteit. “De balans tussen de waarden van VT4 en TSH is soms heel ingewikkeld. Om goed te kunnen beoordelen of waardes wel of niet kloppen, komt het voor een groot deel aan op ervaring.”

Objectief oordeel
Om tot een objectief oordeel te kunnen komen, ontwikkelde Marcel van Borren, voormalig klinisch chemicus in opleiding, een speciaal algoritme. Testresultaten van meer dan 10.000 patiënten werden door hem gebruikt om de balans tussen het VT4- en TSH-hormoon wiskundig in kaart te brengen. Nina heeft samen met Marcel de werking van het algoritme uitgetest. “Waardes waarvan we wisten dat ze verstoord waren, vielen inderdaad buiten de door ons berekende curve. Wij hebben ook foutieve waardes  van andere ziekenhuizen en uit de internationale literatuur getest. Het algoritme herkende deze allemaal. Dat wil zeggen dat het nu mogelijk is om objectief te voorspellen of testresultaten juist zijn of niet. Kloppen ze niet, dan kun je opnieuw testen met andere antilichamen op andere analyse apparatuur. Uit het gepresenteerde onderzoek blijkt dat dit werkt.”

Het onderzoek werd eerder gepresenteerd bij de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie (NVKC). Laboratoria van andere ziekenhuizen toonden  interesse in het algoritme en sommige laboratoria hebben het zelfs al ingevoerd. Nina: “Het kan in principe in elk lab ingebouwd worden in het computer systeem en zorgt zo voor betere dienstverlening aan de specialist, huisarts en dus de patiënt.”

Vijf procent van de Nederlanders kampt met een schildklieraandoening. “De kans dat die op basis van foutieve waardes niet worden behandeld is nu een stuk kleiner,” stelt Nina. “En andersom wordt ook eerder voorkomen dat iemand wordt behandeld terwijl dat eigenlijk helemaal niet nodig is.”